Twaalf in een Dozijn
Een korte reflectie over het auteursrechtelijke statuut van de achterkant van schilderijen.
-
Van 12 februari tot 29 mei 2022 loopt in Mu.ZEE de tentoonstelling 'Twaalf in een Dozijn'. Nein & Marlies De Clerck selecteerden en herinterpreteerden hiervoor twaalf achterkanten van schilderijen uit het depot van Mu.ZEE.
-
Twee-eiige Drieling werd gevraagd om te reflecteren over het auteursrechtelijk statuut van deze achterkanten. Rust het monopolie van het auteursrecht ook op de achterzijde van een schilderij, en wat als het wordt nageschilderd? Moet het instituut verantwoordelijk zijn voor een tegenbeweging?
-
De tekst verscheen oorspronkelijk in een publicatie vormgegeven door Chloé D'hauwe samen met andere beschouwingen van de hand van Marlies De Clerck, Ilse Roosens, Barbara de Jong en Laurens Mariën. Deze uitgave is te koop in beperkte oplage.
-
Alle informatie, waaronder openingsuren en tickets, vind je hier.
Vraag: Is de achterkant van een schilderij auteursrechtelijk beschermd?
Antwoord:
De achterkant van een schilderij is meestal niet auteursrechtelijk beschermd. Behalve in een paar uitzonderlijke gevallen heeft namelijk niemand bewuste keuzes gemaakt in hoe deze achterzijden eruit zien. Stickers, handtekeningen of andere geschreven opmerkingen worden eerder willekeurig op het oppervlak geplaatst. Twaalf in een Dozijn haalt op verschillende manieren deze achterkanten uit onze publieke eigendom: niet alleen vanuit het obscure depot naar het (even obscuur?) privaat oeuvre van de kunstenares, ook van het auteursrechtelijk vrije publiek domein naar het beruchte monopolie van de schilder-auteur. De curator en fotograaf van de werken brengen in de voorbereiding wel ideeën en documentatie aan, maar deze zijn op zich niet vatbaar voor auteursrechtelijke bescherming. Marlies De Clerck zal als enige bepaalde keuzes en interpretaties vastleggen en concretiseren bij het (na)schilderen en zo de enige wettelijke auteur van haar doeken worden.
Wie zich wil baseren op dezelfde achterkanten en daarbij te dicht aanschuurt bij haar keuzes, zal moeten rekening houden met haar auteursrecht. De wetgever lijkt zich in deze situatie niet te bekommeren om de relatie tussen intellectuele eigendom en publieke middelen. De schilder verwerft zo een bijzondere positie in deze constellatie. Een positie die vragen opwerpt. Is het dan de verantwoordelijkheid van de auteur om zich actief te verzetten tegen de individualiserende en monopoliserende reflexen van het auteursrecht, bijvoorbeeld door er weer afstand van te doen? Of aan de instelling om dit af te dwingen? Is het voor Marlies De Clerck voldoende dat zij wordt erkend als auteur door de herkenbaarheid van haar stijl of het verder werken op haar ideeën? Of is het voor haar absoluut noodzakelijk om de volledige economische intellectuele eigendomsrechten over de doeken te behouden, los van de origine daarvan? De auteur beslist.